De CREG rekende uit dat voor elke 100 MWh wind extra, de day-ahead-prijs omlaag gaat met 0,77€[i][2] .
“Indien de volgende jaren telkens 100 MW wind zou worden gerealiseerd, zou de totale besparing kunnen oplopen tot 60 miljoen euro per jaar voor de Vlaamse bedrijven en gezinnen”, stelt Marc Van den Bosch, general manager van FEBEG. “Dit argument werkt ook andersom. Die lokale energieproductie niét bouwen, betekent dat er extra elektriciteit zal moeten worden geïmporteerd. Die bijkomende invoer vertaalt zich in een grotere nood aan import- en exportcapaciteit (interconnectie). Dit betekent dat de eindconsument niet alleen moet betalen voor de extra import, maar ook voor die extra infrastructuur.”
De CREG merkt in haar Monitoringrapport over 2024[3] op dat het afgelopen jaar de import van elektriciteit fors is gestegen. In geval van risicosituaties is die import immers allerminst zeker, noch qua volume, noch qua prijs. De mogelijke invoering van nieuwe afstandsregels staan haaks op eerdere beslissingen van de Vlaamse overheid om opnieuw ondersteuning mogelijk te maken voor windprojecten. Hierbij moet aangestipt dat de kost van de bestaande windprojecten op land in de factuur zeer beperkt is. De meerkost wordt meer dan gecompenseerd door lagere marktprijzen. De eventueel nodige steun om nieuwe windturbines investeringszekerheid te bieden is lager dan de baten door de toename van wind.
De afgelopen jaren is windenergie een mature technologie geworden, die zeer grote hoeveelheden elektriciteit kan leveren aan een lage kostprijs. Dit heeft onder meer te maken met de evolutie naar grotere windturbines.
Een grote windturbine (tiphoogte tot 250m) produceert typisch tot vier keer meer (+300%) elektriciteit dan een kleine (tiphoogte tot 150m). Dit is een gevolg van het grotere rotoroppervlak en het feit dat de wind minder turbulent is op grotere afstand van de grond. Doordat de investeringskost niet proportioneel stijgt met de grootte, daalt de kostprijs van de geproduceerde elektriciteit enorm naarmate de windturbine groter wordt.
Daarnaast is turbineproductie een internationale markt, die de trend naar schaalvergroting volgt. Het wordt steeds moeilijker om “kleinere” types turbines te vinden. Deze “kleinere” turbines worden dus proportioneel duurder, en sommige types worden zelfs al niet meer geproduceerd.
Impact van afstandsregels
Door de historische ruimtelijke ordening in Vlaanderen, is het inplanten van windturbines een precaire evenwichtsoefening waarbij een complexe afweging gemaakt moet worden tussen een groot aantal, soms tegenstrijdige, belangen.
De afgelopen jaren is, door opeenvolgende Vlaamse regeringen en in nauw overleg met alle stakeholders, een beleidskader gecreëerd dat in die complexe context zorgt voor het nodige evenwicht tussen ondermeer de belangen van omwonenden, lokale besturen, landschap, ruimtelijke ordening, natuur, veiligheid, luchtvaart, defensie, milieu, …
De ruimtelijke inplanning van windturbines laat absoluut niet toe dat gelijk welke turbine gelijk waar kan worden gebouwd. Er is duidelijke regelgeving die bepaalt wat waar kan en niet kan, waarbij met tal van normen wordt rekening gehouden, inclusief geluid en slagschaduw.
Het invoeren van afstandsregels voor windturbines, heeft een grote impact op dat precair evenwicht: de afstandsregels zoals aangekondigd in de pers, impacteren volgens een analyse van VWEA 78% van de potentiële locaties voor windturbines in Vlaanderen zoals geïdentificeerd in de potentieelstudie van het Departement Omgeving en VITO (oktober 2024) [4].
Doordat afstandsregels leiden tot kleinere windturbines, kan één en ander een onmiddellijk pervers effect hebben: er zullen in Vlaanderen meer windturbines nodig zijn om hetzelfde resultaat te behalen. Daardoor ontstaat er een reëel risico op een onnodige meerkost voor Vlaanderen.
Omwille van beide perverse effecten – meer windturbines en een hogere kostprijs – dient erover gewaakt te worden dat afstandsregels het draagvlak voor windenergie in Vlaanderen niet verkleinen in plaats van vergroten.
Draagvlak voor windenergie in Vlaanderen
In een druk bebouwde regio als Vlaanderen is de uitrol van onshore windenergie een complexe uitdaging. Zowel sector als overheid hebben de afgelopen jaren dan ook grote inspanningen geleverd om te zorgen voor het nodige draagvlak – ondermeer door een waaier aan innovatieve communicatie- en participatiemogelijkheden die uniek is in Europa.
Veel exploitanten van windturbines geven omwonenden (en anderen) de mogelijkheid te delen in de opbrengst door mee te investeren – meer dan 100.000 coöperanten doen dat ondertussen (De Tijd, 13 mei 2025).
Maarten Dedeyne, directeur VWEA: “Bij een groot aantal exploitanten van windparken, zijn steden en gemeenten mede-eigenaar van de windparken op hun grondgebied, of kunnen ze dat worden. In geen enkele andere Europese lidstaat is gemeentelijke participatie in windparken zo ingeburgerd als bij ons. De sector werkt al lang aan de creatie van een groter draagvlak, en zal dit blijven doen. Samen met de betrokken overheden zijn we bereid om te bekijken hoe het draagvlak verder kan worden verbeterd.”
Het uitrollen van (nieuwe) economische activiteiten stuit in Vlaanderen vaak op bezorgdheden en bezwaren. Rechtszekerheid, robuuste vergunningen en politieke validatie zijn dan ook cruciaal voor het behoud van deze broodnodige economische activiteit, en dus ook welvaart in Vlaanderen. Dit geldt naast onshore wind, eveneens voor andere sectoren.
[1] Elia Blueprint study, 24 september 2024: https://issuu.com/eliagroup/docs/20240924_belgianelectricitysystemblueprint2035-205?fr=sYTY2Zjc4MTAxOTI
[2] CREG. Studie (F)2866, 10 oktober 2024: Studie over de impact van de integratie van hernieuwbare energiebronnen op de werking van de korte termijnmarkten voor elektriciteit. https://www.creg.be/sites/default/files/assets/Publications/Studies/F2866NL.pdf
[3] https://www.creg.be/sites/default/files/assets/Publications/Studies/F2965EN.pdf
[4] In kaart brengen Vlaams potentieel voor hernieuwbare energie
Contact
Marc Van den Bosch: general manager FEBEG; +32 497 30 98 79; marc.vandenbosch@febeg.be
Stéphane Bocqué, communication manager FEBEG, +32 475 75 19 66; stephane.bocque@febeg.be
Maarten Dedeyne, directeur VWEA, +32 499 29 01 57 ; maarten.dedeyne@ode.be